Om kwart over drie zit je rechtop in bed en kijkt me vragend aan. “Ik heb zo’n honger!” Aangezien je maaginhoud overdag in het riool is verdwenen, verbaast me dat niet. Voordat ik er erg in heb, roep ik: “Ik ook!” Dit was het zetje dat je nodig had om je organisatorische vaardigheden op te roepen. “Het patiëntje loopt wel even naar de tas”, zeg je en wipt uit bed.

En mama blijft thuis

Enkel je gehavende gezicht herinnert nog aan je nare val van vanochtend. Uit de logeertas vis je de bekende ‘Time-outs’ en al gauw hebben we alles opgepeuzeld. Allebei zijn we klaarwakker. Ik lig op een goedbedoeld opklapbed met mijn linkervoet buitenboord. Wanneer ik voorstel om lepeltje-lepeltje te doen in jouw ‘lekkerste bed’, stem je gelijk in. We kletsen honderduit. Over mijn allereerste slaapfeestje, bij een klasgenootje van de basisschool. Over mijn gebroken been, toen ik met mijn eigen mama een nachtje in het ziekenhuis was. Je stelt al je vragen, totdat ze op zijn.

Mijn besluit bevalt me. Deze nacht zijn we maatjes. Natuurlijk, als het patiëntje het te bont maakt, zal zijn strenge mama er heus iets van zeggen. Die trommel ik in een mum van tijd op. Maar zolang het niet nodig is, laat ik haar even lekker thuis.

Hotel Zuster

mama-blijft-thuis-hotel-zuster

Ineens stapt de zuster binnen, met het ‘pupillenlampje’ al in de aanslag. Of ie goed alert is? “Wij hebben koekjes gegeten!”, verklap je. Schaapachtig lach ik, terwijl ik de drang voel om uit te leggen dat ik het echt noodzakelijk achtte dat mijn zoons maag zo snel mogelijk gevuld werd. (En de mijne ook). Ruimte voor toelichting komt er echter niet, want de zuster reageert verrassend met: “En smaakten ze je?”

Enkele uren later is het eindelijk ochtend. Je voelt je in Hotel Zuster als een vis in het water. Je gaat rechtop in bed staan en pakt het bedieningspaneel. Op het nippertje roep ik: “Wat ga je doen?”, waarop je vastberaden antwoordt: “Ik ga de dokter bellen, ik wil een ontbijtje.” Snel leg ik je uit dat dát niet de gang van zaken is, waarna ik ook even smakelijk om je kan lachen.

Kussengevecht

mama-blijft-thuis-kussengevecht

Vanochtend word je verzorgd door een zeer enthousiaste zuster met een respectabele leeftijd, laten we haar ‘Truus’ noemen. Aan energie geen gebrek. Je guitigheid bevalt haar zichtbaar en voor je het weet ben je met je geschudde hersenen in een kussengevecht belandt. Op Truus’ initiatief, wel te verstaan.

Kort hierna stapt de dokter binnen. De kussens gaan neer en Truus licht met enige kleur op de wangen toe: “Nou dokter, het gaat aardig goed met deze jongeman!” De dokter is het daar al snel mee eens en geeft tot slot, in het bijzijn van de uitpuffende Truus, het volgende advies aan me mee: “Hier in de rust van het ziekenhuis kan hij heel wat lijken, maar de drukte van thuis kan soms tegenvallen”. Ik knipoog naar Truus en bedank de dokter voor de goede zorgen.

Die Truus

Dolblij met je heliumballon huppel je door de lange hal van het ziekenhuis. Op weg naar huis, waar papa een slinger heeft opgehangen en een cadeautje heeft klaargelegd. Voor de schrik.

Onderweg fantaseer ik over een gesprekje tussen de nachtdienst en Truus. “In kamer 2, dat jongetje met die hersenschudding, maakten ze het wel bont. Z’n moeder was midden in de nacht bij hem in bed gekropen, ze hadden dikke lol en aten koekjes”, waarop Truus antwoordt: “Eh, weet jij trouwens of er nog ergens nieuwe kussens liggen?”